Recht is iets kroms, dat verbogen is
 

Recht is iets kroms, dat verbogen is

200 euorbiljet gedraaid.Voorjaar 2011! Bollen uit de grond. Bonustijd voor managers. Rooie konen voor de krenten uit de ‘ondernemers’pap. Soms wordt een veelvoud van een jaarsalaris toegekend. De samenleving is verontwaardigd en verbaasd zich. Men vindt in het algemeen veel fout aan deze veelvoudige extra’s. De gewone man moet inleveren of meer belasting betalen.

Waarom de top uit de wind houden? Welke onverzadigbare drift drijft managers?
Verbazing bij managers over zoveel maatschappelijke commotie. Onbegrip ook: Ze menen ‘recht’ op hun bonus te hebben. Wie werkt er nou harder dan een manager?
Waar wringt de schoen? Welke smet rust op de bonuscultuur? Het exorbitante? Arrogantie? Zelfoverschatting, genoegzaamheid of blinde decadentie van managers? Het amorele? De draaikonterij?
 
Ze werken in ivoren torens, huizen in gesloten afdelingen en reizen in geblindeerde auto’s. De wereld van topmanagers. Teruggetrokken in architectonische burchten, opgesloten in eigen koninkrijkjes. De toekenning van exorbitante extra’s binnen hermetische ‘inner circles’ is voor de buitenwereld ondoorzichtig. In ‘the old boys bonus network’ weven collega commissarissen beloningskledij voor de managers. Graaipak en krijtstreep.
 
Andere maatschappelijke klasses krijten hierover verontwaardigd. Men wordt invloedloos buitengesloten. Ze zien het miljoenengala van deze Champions League van ‘ondernemers’ gelaten aan zich voorbij gaan. Zonder zicht op het (virtuele) spel en de spelregels trekt de lange stoet van managers de gouden bergen tegemoet.
Openheid en transparantie zijn omgekeerd evenredig bij toename van informatie- en communicatietechnologie. Machthebbers in bedrijven glimlachen in veelbetekenend zwijgen.
 
Topmanagers gebruiken tal van gelegenheidsargumenten om hun gretigheid te verantwoorden. Men wil internationaal meedoen. Men wil serieus genomen worden. Managers in Nederland kijken likkebaardend naar het westen, waar vrije markt en resultaatgerichtheid de bonus grondvesten. “Men kan niet achter blijven” bij de Anglosaksische maat, dat is vanzelfsprekend toch?
Voor bezuinigingsoperaties, reorganisaties en bedrijfsverplaatsingen hanteert men de lage-loon-landen als argument. Al wat uit het Oosten komt is voor de gewone man beter/goedkoper. Deze tegenstelling steekt. Oost west, schisma est.
 
Vervolgens is er de peanuts doctrine van managers: Wat maakt een bonus nou uit op de totale omzet van de onderneming. Echter: als het toch niet uitmaakt, is schrappen van bonussen geen optie. Wat voor de gewone man héél véél is, is dus voor een topmanager peanuts?
 
Rijkman Groenink betoogde ooit zelfs, dat hij aan het opstrijken van 18 miljoen euro niks kon doen. Contractueel geregeld (…). Ook iets gewoon simpel weigeren is dus geen optie…? De normale maat lijkt zoek.
 
Het gestuntel en gescherm met loze argumenten roept wantrouwen en vertwijfeling op. Men voelt mateloosheid. Feitelijk vindt men bonussen onevenwichtig en onredelijk: er wordt met twee maten gemeten, managers spelen onschuld, het achterste van de tong wordt niet getoond, ze verschuilen zich achter gemaakte afspraken.
Een man een man, een woord een woord. Men staat nergens voor. En dat maakt, dat managers weinig voorbeeldgedrag tonen, laten onvoldoende moreel ethisch handelen zien. En in hun omgang met bonussen wordt dit aan de oppervlakte zichtbaar.
 
Nergens in de bonusban stelt men zich de ‘waarom’-vraag. Waarom niet? Of een bonus wel doenlijk is tijdens crises? Of een bonus überhaupt maatschappelijk verantwoord is? Of een topmanager niet genoeg heeft aan een vorstelijk salaris? Waar blijft de ‘malus’ regeling? Waarom kent de kliek van commissarissen en topmanagers deze premies aan zichzelf toe?
Waarom klinkt hier niet enige maatschappelijke relativering of situationeel leiderschap ten tijde van crises door bij de bonustoekenning?
 
Waarom reageert men pas achteraf? Pas als klanten weglopen of men reputatieschade vreest? Wanneer levert men bijvoorbeeld genoten extra’s in? De ING deed het in maart jongstleden. Schielijk verruilden Hommen en de zijnen het beloningspak voor het boetekleed. Waarschijnlijk uit angst voor vertrekkende rekeninghouders. Verkeerd ingeschat maatschappelijk sentiment, klantbelang, enzovoorts. Ook hier: holle retoriek, want men is in grote organisaties over het algemeen meer naar binnen dan naar buiten gericht.
Ben je niet een beetje van de wereld als je niet weet, dat banken sinds het begin van de hypotheekpest in 2008 maatschappelijk onder vuur liggen en met argusogen worden gevolgd?
Waarom kunnen managers hier niet proactief op anticiperen?
 
Als je alleen maar naar het westen en oosten kijkt zie je het niet waar men in Europa behoefte aan heeft: moreel verantwoord handelen. Als je de bui over laat gaan, verstomd het maatschappelijke rumoer vanzelf. Dan wordt het weer: “Bonus, wie maalt er om? Mijn buit is binnen” Een vanzelfsprekende insluiper.
Zoals gezegd; het is een vanzelfsprekend recht. En van ‘recht weet men, dat het iets kroms is, dat verbogen is’.
 
Lesley Lap